WAT GELOVEN WIJ?
Een goed begin
Het begin van de Bijbel deelt ons mee dat God de hemel en de aarde geschapen (uit niets gemaakt) heeft. Zon, maan, sterren, de aarde, bomen, planten, vogels, vissen en ten slotte, als kroon op de schepping, de mens. Het doel van de schepping is dat alles en iedereen tot eer van God leeft. In het begin was er een volkomen harmonie met elkaar: dieren en mensen onderling én de mens met God (Genesis 1-2).
Ongehoorzaamheid
De eerste mensen, Adam en Eva, waren echter ongehoorzaam aan God en luisterden naar de duivel. Dit veroorzaakte een grote scheiding tussen God en de mensen. De zonde wekte grote boosheid van God op. Verdriet, moeiten en zelfs de dood kwamen in de wereld. De Bijbel zegt dat de mens moet sterven als straf op de zonde (Genesis 3). Niet alleen Adam en Eva, maar ook alle mensen die na hen geboren zijn, keren zich van zichzelf tegen God, trekken Zijn Woord in twijfel en leiden een verkeerd (zondig) bestaan. Daarom verdienen wij allemaal dezelfde straf. De Bijbel spreekt hier op een indringende manier over.
Onverdiende liefde
Gelukkig eindigt de Bijbel hier niet mee!
God heeft in Zijn oneindige liefde gezorgd voor een mogelijkheid om gered te worden. Die mogelijkheid is er alleen door Jezus Christus, Gods eigen Zoon. Hij kwam naar de aarde om voor zondige mensen de verhouding met God weer te herstellen. In het Nieuwe Testament, het tweede gedeelte van de Bijbel, lezen we daarover: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verderve (dat wil zeggen: niet verloren gaat), maar het eeuwige leven hebbe” (Johannes 3:16).
Redding door Jezus, de Zaligmaker
Wij kunnen alleen nog behouden worden door Jezus Christus. Hij wilde vrijwillig in de plaats van zondaren de straf van God op onze ongehoorzaamheid dragen. Hij heeft geleden en is zelfs aan het kruis gestorven. Zijn zelfopoffering was zó groot, dat Hij daarmee de schuld kan wegnemen van iedereen die in Hem gelooft. Wie in de Heere Jezus leert geloven, gaat onverdiend vrijuit en wordt niet meer gestraft voor zijn zonden. Dat is genade! Dat is het grootste wonder dat er bestaat. En God gaat nog steeds door met het redden van mensen.
Een nieuw leven
Maar het verdrietige is dat wij helemaal gericht zijn op de zonde. Als het aan ons ligt, leven wij liever zonder God dan dat wij gered worden. Het is nodig dat wij dit leren inzien en dat wij gaan inzien dat wij zonder God een ongelukkig leven leiden. Dan zullen wij God om verzoening gaan vragen. Hij wil die verzoening geven door het geloof in Jezus’ offer aan het kruis. God wil ook nu nog dat geloof in het hart van zondige mensen geven.
Wie in de Heere Jezus leert geloven, zal als dank voor het grote offer dat Hij gebracht heeft God willen gehoorzamen. Die gehoorzaamheid aan God is het belangrijkste in het leven. Die verandering wordt met een woord uit de Bijbel “wedergeboorte” genoemd. Een mooi woord, want het wijst er op dat je als het ware opnieuw geboren wordt. Het oude zondige leven maakt plaats voor een nieuw leven in gehoorzaamheid aan God. Dat nieuwe leven betekent aan de ene kant strijden tegen al het verkeerde dat er in ons leven nog is. En aan de andere kant hoop en vertrouwen op God dat Hij ons daarin helpt en voor ons zorgt. Dat nieuwe leven zal nooit meer eindigen. De gelovigen zullen wel een keer sterven, maar na hun sterven zullen zij eeuwig God loven en prijzen in de hemel. Dat was het doel van de schepping. Zonde, verdriet en ellende zijn dan voorgoed voorbij. Wat heerlijk om daar bij te zijn!
Een dringende oproep
Vindt u dit geen belangrijke boodschap? Wij menen het uit de grond van ons hart: het is een kwestie van leven of dood, van gered worden of verloren gaan. Neem daarom de volgende aansporing uit het Oude Testament (het eerste deel van de Bijbel) ter harte! U zult er geen spijt van krijgen.
“Zoekt de HEERE terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan terwijl Hij nabij is. De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot de HEERE; zo zal Hij zich over hem ontfermen; en tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldig” Jesaja 55 : 6 en 7